Het geschil tussen Apple en de Amerikaanse justitie is tot een overwacht einde gekomen. De FBI heeft zonder Apple’s hulp toegang gekregen tot de iPhone van een van de terroristen, die eind vorig jaar 14 mensen om het leven bracht in San Bernardino.

De opsporing­dienst eist daarom niet langer Apple’s hulp en heeft de zaak tegen de iPhone-maker laten vallen. Hoe de FBI toegang tot de data op de vergrendelde iPhone heeft gekregen, is vooralsnog onduidelijk.

Derde partij In een statement laat Eileen Decker, advocaat van de FBI, weten dat een derde partij hulp geloven heeft. Volgens eerdere berichten is die partij het Israëlische bedrijf Cellebrite. De opsporing­dienst rekent op voorhand af met speculaties over een gebrek aan publieke of politieke steun als reden om te zaak te laten vallen:

Statement Apple Apple is van mening dat de zaak überhaupt nooit had mogen plaatsvinden. Het statement van de iPhone-maker:

De zaak tussen Apple en de FBI begon op 14 februari, toen een rechter in Californie de iPhone-maker verplichtte de opsporings­dienst te helpen. Apple moest een brute force-aanval op het codeslot van de iPhone 5c van de terrorist met een speciale iOS-versie mogelijk maken. De iPhone-maker weigerde de beveiliging van zijn software te ondermijnen en werd door heel Silicon Valley gesteund. Tim Cook veranderde met een open brief het geschil in een publiek debat.

Op 21 maart, vlak voor een cruciale terechtzitting, maakte de FBI bekend mogelijk toegang tot de iPhone te hebben, dankzij de hulp van een derde partij. Ondanks het vervallen van de rechtszaak, waarschuwt het ministerie van Justitie dat het niet zou aarzelen om een ​​fabrikant opnieuw via gerechtelijke wegen te dwingen mee te werken: